De boze burger schreeuwt om Plato!

Fotocredits:

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/0/07/Mehr_Empathie%21 .jpg

Het omgevingsbeleid als opmaat naar een rechtvaardige samenleving?

Nederland is een gelukkig land, maar een deel van de burgers is boos, woedend zelfs! Boosheid en geluk lijken bovendien werelden die niet mengen. Integendeel! De samenleving wordt steeds meer een verzameling harde ‘bubbels’ die mensen verdelen naar hun opleiding, achtergrond en opvattingen. Elke groep vecht daarbij voor zijn eigen positie. Een samenbindende visie ontbreekt. Populisten die op deze verdeeldheid en onvrede gedijen zijn het gevolg. Daarmee zou de filosoof Plato wel eens gelijk kunnen krijgen: de democratie neigt naar de verkiezing van demagogen en helpt zichzelf om zeep…

In dit essay betoog ik daarom dat het niet de juiste weg is om lapmiddelen als referenda in te zetten. Het is tijd om het hele systeem te herzien vanuit de kerngedachten achter Plato’s ideale staat: een rechtvaardige samenleving waarin niet de vrijheid maar de wijsheid het hoogste goed is; waar iedereen naar vermogen bijdraagt; waar boosheid over gaat in inzicht en wijsheid, waar het competitiemodel van de democratie wordt verdrongen door het samenwerkingsmodel; waar een gedeelde visie de bubbels doet vervagen en uiteen spatten, waar de systeemwereld dienstbaar is aan de leefwereld. En waar kunnen we daarmee beter beginnen dan bij het omgevingsbeleid?!

Het verloren ideaal van een rechtvaardige samenleving

Gedurende de geschiedenis hebben zich vele wijzen gebogen over de uitgangspunten en de vormgeving van een rechtvaardige samenleving. Weinigen hebben dat zo diepgaand en helder gedaan als de Griekse wijsgeer Plato in zijn Politeia (De Staat of Het Bestel)[1]. Dat heeft hij zelfs zo grondig gedaan dat velen uitgaan van het standpunt: everything after Plato is bullshit. Tijd dus om terug te gaan naar deze oude meester en onze huidige samenleving eens tegen zijn meetlat te houden. Waar staan we dan? En wat kunnen we leren?

…waar ieder zijn eerlijke deel krijgt en naar vermogen bijdraagt

Volgens Plato ontstaat een samenleving omdat mensen niet uit zichzelf in een groot aantal behoeften kunnen voorzien. Dat kan gaan om elementaire zaken als de voedselvoorziening, maar ook om behoeften als de verdediging van de samenleving of om meer luxe zaken. Een samenleving vraagt om een taakverdeling waarbij ieder zijn rol vervult. Het uitgangspunt daarbij is dat iedereen naar vermogen bijdraagt. Een ideale staat kenmerkt zich door wat Plato de vier kardinale deugden noemt: wijsheid, moed, zelfbeheersing en gerechtigheid (Totaal irrelevant, maar voor Latinisten als Baudet, of gewoon voor een beetje bluf in de kroeg: prudentia, fortitudo, temperantia en justitia).

Wijsheid moet niet verward worden met vakkennis of intelligentie. Wijsheid gaat juist om het algemene dat boven specifieke kennis uitgaat. Het gaat om het inzicht in de achtergrond, de essentie en de samenhang van maatschappelijke vraagstukken, om visie en richting, om dat wat bindt en inspireert. Deze deugd is dan ook zeer van belang voor bestuurders en beleidsmakers.

Moed bestaat hierin, dat je deze wijsheid over wat goed en niet goed is onder alle omstandigheden bewaart en verdedigt: sta voor je principes.

Zelfbeheersing of gematigdheid gaat over het bedwingen van je eigen lusten en begeerten. De ziel van de mens bestaat volgens Plato uit een hoger en een lager deel. Waarop je je richt is aan jou. Richt je je op je hogere deel (de deugden) dan ben je sterk. Geef je vooral toe aan je lagere deel (de lusten, emoties en begeerten), dan ben je zwakker. Ik denk dat we die worsteling allemaal wel kennen… Wie leeft er in een permanente staat van zelfbeheersing? Dat zijn er maar verdomd weinig, zo vond ook Plato al, zo’n 2500 jaar geleden.

Gerechtigheid of rechtvaardigheid betekent dat ieder krijgt waar hij recht op heeft en de taak vervult waartoe hij het meest geschikt is: ieder draagt naar vermogen bij aan het grotere geheel. Een samenleving is rechtvaardig als deze vier deugden leidend zijn en de juiste plaats daarin innemen.[2]

De ideale samenleving gaat eigenlijk over de ideale mens…

Interessant (en cruciaal voor het kritisch overdenken van onze samenleving) is dat Plato op het oog een boek over de ideale samenleving heeft geschreven, maar eigenlijk over de ideale mens. De ideale of rechtvaardige mens laat zijn hogere, bovenpersoonlijke beginselen (de deugden) leiding geven over de lagere, persoonlijk gerichte (‘ik’-)beginselen (de begeerten, lusten en emoties). Iedere kwaliteit mag er dus zijn, maar idealiter kent iedere kwaliteit zijn plek, in ons karakter en in onze samenleving. Daarmee is het boek dus eigenlijk een spiegel van onszelf…

Krijgt ieder volk dan de regering die het verdient?

Nu beschreef Plato een ideaalbeeld, en wist hij verdomd goed dat het bereiken daarvan moeilijk is. Cruciaal zijn immers de wijsheid en de mentaliteit van de bevolking en die versterken vraagt een bijdrage van de gehele maatschappij: ieder naar vermogen, ieder vanuit zijn rol en positie. Een regering weerspiegelt slechts het niveau van het volk en kan daar qua wijsheid niet te ver op vooruitlopen, anders verliest ze haar steun en grond. Mandela of Havel hadden in het huidige Irak of Saudi-Arabië waarschijnlijk geen voet aan de grond gekregen, simpelweg omdat er in de mentaliteit van die landen onvoldoende vruchtbare bodem is voor hun ideeën. Trump past bij de VS, niet bij Nederland.

Plato heeft in dat licht een lijst gemaakt met vijf staatsvormen (en overeenkomende menstypes) waarbij de deugden, met name wijsheid, in afnemende mate een rol spelen:

  1. een aristocratie: waarbij de wijste (de beste) regeert;
  2. een timocratie: waarbij de wil (de eerzucht) regeert;
  3. een oligarchie: waarbij de hebzucht overheerst. Rijke mensen zijn aan de macht;
  4. een democratie: waarbij de vrijheid regeert. Iedereen mag besturen, dus ook ‘domme’ mensen;
  5. een tirannie: waarbij de terreur centraal staat. Een tiran regeert.[3]

…en is de democratie zelfdestructief?

Plato had dus stevige, fundamentele kritiek op de democratie, omdat de wijsheid daarin niet regeert. (Persoonlijke) vrijheid is daardoor het hoogste goed, zoals bij een puber die geen leiding krijgt. Dit gebrek aan wijsheid leidt volgens Plato tot een zelfdestructief proces dat ongeveer als volgt verloopt: alles in de democratie is mogelijk. Sturing en begrenzing worden niet geaccepteerd (noem het: eigenwijsheid), mensen die (in Plato’s bewoording) ‘energieker’ zijn dan gemiddeld, werken zich op tot de leiders van de staat. Wie ‘ordelijker’ is dan de meesten zal bovengemiddeld veel rijkdom verwerven. Blijft over de derde (en grootste) groep mensen die van hun arbeid leven en geen groot vermogen hebben.

In die situatie is het logisch dat de eerste twee groepen het op een akkoordje gooien en de macht pakken. Na verloop van tijd beginnen de rijken de politici en hun wetgeving echter te ervaren als een belemmering voor hun ondernemerschap. Ze beroepen zich op hun vrijheidsideaal waaraan inmiddels iedereen verslaafd is. Ze beginnen te verkondigen dat politici iedereen bestelen en benadelen via eindeloze regels en procedures. Het volk zal meegaan en zich laten opstoken tot woede. Een van de rijken zal worden aangewezen als hun leider. De laatste stap is dat deze Grote Leider langzaam zal corrumperen, want zijn ideaal was zijn eigen belang en niet dat van zijn slaafse volgelingen. Gedreven door valse, onhaalbare beloften aan zijn volgelingen zal hij al snel vervallen tot geweld tegen andere groepen. Om de eenheid te bewaren wordt een gezamenlijke vijand gezocht. Uiteindelijk mondt dit proces uit in een dictatuur. De enige optie die dan overblijft is een bittere strijd tussen het volk en de troepen van de dictator.[4] Dit verhaal is 2500 jaar geleden opgeschreven, maar komt deze spanning en dynamiek niet ergens bekend voor…?!

Het gaat om de eigenschappen (de mentaliteit), niet om de vorm

Plato lijkt dus niet bepaald gecharmeerd van de democratie en zijn betoog over de kwetsbaarheden en onvolkomenheden daarvan snijdt pijnlijk scherp hout. Maar laten we niet wanhopen: de geest van zijn betoog gaat niet over de vorm maar over de eigenschappen van een ideale samenleving. Ook in een democratische staatsvorm kunnen wijze eigenschappen voorkomen, mits de juiste mentaliteit en voldoende wijsheid aanwezig zijn in de samenleving. Het oorspronkelijke ideaal van de democratie was immers een rechtvaardige samenleving te creëren door het volk zijn eigen vertegenwoordigers te laten kiezen: de meerderheid regeert met respect voor de minderheid. Het algemeen belang staat daarbij centraal, en niet het deelbelang van een of meer groepen in de samenleving. Een dergelijk ideaalbeeld is gebaseerd op een mentaliteit van vertrouwen en samenwerken. In de huidige Westerse democratie zijn bovendien elementen ingebouwd om de democratie tegen zijn eigen kwetsbaarheden te beschermen, zoals de rechtsstaat, internationale verdragen en mechanismen voor de herverdeling van welvaart.

Verkiezingen zijn daarbij het probleem, niet de oplossing

Desondanks is Plato’s analyse over de democratie helaas zeer scherp en actueel. Kijk naar pakweg de VS, Venezuela, Turkije, Polen, Hongarije, het Verenigd Koninkrijk (VK) of gewoon ons eigen land: leden van de elite die zich fel tegen diezelfde elite afzetten? Critici wegzetten als leugenaars of als persoon belachelijk (laten) maken? Geweld (impliciet of expliciet) neerzetten als oplossing? Beweren dat maatschappelijke problemen worden veroorzaakt door ‘andere’ groepen? Irrationele paranoia? ‘Meningzuchtigen’ in plaats van wijzen die de politieke arena en de media beheersen? Kijk eens naar de gemiddelde talkshow of twitterdiscussie… Kunnen we dan nog ontkennen dat de democratie schrikbarende ontbindingsverschijnselen vertoont?[5]

Recente verkiezingen en referenda (presidentsverkiezingen in de VS en Frankrijk, Brexit-referendum in het VK, Erdogan-referendum in Turkije, Oekraïnereferendum in Nederland) hebben niet bepaald het beste in de samenleving naar boven gehaald: stemmen trekken met bewust foute beeldvorming, nepnieuws en regelrechte leugens, het stimuleren van tegenstellingen, scheldpartijen, beledigingen, lekken… en dat allemaal om te winnen ten koste van de ander. Verkiezingen lijken daarmee eerder verdeeldheid en deelbelangen te stimuleren dan een rechtvaardige samenleving vanuit een algemeen belang. Veel mensen keren zich daarom af van de politiek als een groot vuil spel. Grote delen van de bevolking geven bovendien aan zich überhaupt niet gehoord en betrokken te voelen bij de samenleving. Zij voelen zich niet vertegenwoordigd in de democratie.

De democratie als competitiemodel versterken is dus niet de weg

Als reactie op deze ontwikkelingen ontstaan allemaal ideeën om de democratie te verbeteren. Veel van die ideeën gaan over het vaker inzetten van vormen van directe democratie, zoals referenda. Maar meer verkiezingen en competitie zijn dus niet de juiste richting. Het gaat veeleer om het stimuleren van mechanismen die de betrokkenheid, de samenwerking en de dialoog bevorderen. Had het VK niet beter kunnen investeren in een open en eerlijke maatschappelijke dialoog over de Britse rol en positie in de EU dan in een referendum dat 48% van de stemmers gefrustreerd achterlaat en de breuklijnen in het land pijnlijk heeft verdiept? Weet trouwens iemand wat het Britse volk nu echt wil?

Het systeem dient daarmee zichzelf, niet de mensen

Het competitiemodel gaat bovendien verder dan verkiezingen. Zo concludeerde een recent rapport van het Hague Institute for Innovation of Law (HiiL) dat de rechtsstaat (de onlosmakelijke partner van de democratie) fantastisch is voor juristen, maar slecht voor de burgers. Voor problemen die burgers het meest ervaren of het zwaarst belasten – burenoverlast, ontslag, scheiding – bieden onze procedures meestal geen goede oplossing. Het belangrijkste probleem is volgens de onderzoekers het ‘toernooimodel’ waarin de problemen van burgers worden gegoten: mensen worden tegen elkaar opgezet met als gevolg dat het conflict nog verder versterkt wordt. Terwijl mensen volgens onderzoek vooral een jurist opzoeken voor een oplossing, bemiddeling en contact met de andere partij.[6] Onze democratische rechtsstaat lijkt zo een gesloten systeem dat zijn eigen professionals (zichzelf dus) beter bedient dan de burgers voor wie het is bedoeld. Mensgericht denken en de menselijke maat zijn daarbij zeker niet leidend.

Democratie is het vermogen om samen te werken

De democratie is echter breder dan alleen de politiek en de rechtsstaat. In de kern gaat democratie om het vermogen om samen te werken in een maatschappij en verantwoordelijkheid te delen. Mede dankzij de informatisering zien we dat burgers zich steeds beter zelf weten te organiseren rondom maatschappelijke vraagstukken. Deze positieve ontwikkeling wordt ook wel omschreven met de term ‘energieke samenleving’. Enerzijds stimuleert deze maatschappelijke zelforganisatie de democratie. De overheid is immers alleen nodig daar waar de samenleving publieke belangen onvoldoende zelf kan borgen. Hoe meer zij dat zelf kan hoe beter. Anderzijds versterkt deze energieke samenleving de al bestaande tweedeling van mondige, vaak hoger opgeleide (energieke) burgers versus de burgers die minder zelfredzaam en optimistisch in de samenleving staan (de can’s versus de cannot’s). Zij voelen zich daardoor immers nog minder in staat om hun belangen vertegenwoordigd te zien in de samenleving. De vraag is dan ook of de energieke samenleving een teken is van toenemende wijsheid in de samenleving of van een akkoordje van de ‘politici’ en de ‘vermogenden’ – groepen 1 en 2 van Plato -, ten koste van de derde groep van Plato – degenen met minder vermogen? Is het de weg omhoog naar wijsheid of de weg omlaag naar chaos en dictatuur?

…maar de samenleving pubert, met meer vrijheid dan wijsheid

Om het algemeen belang te bevorderen – en de weg omhoog te vinden – is allereerst een samenbindende maatschappijvisie nodig: wat is onze visie op de ideale samenleving die we nastreven (of: de ideale buurt, vereniging, organisatie, etc.)? Op welke principes baseren we die? Hoe geven we die dan vorm? Interessant is dat Plato aangeeft dat dit beeld continu in beweging zal zijn. Hoe wijzer een samenleving, hoe ‘grootser’ dit perspectief zal worden. Het algemeen belang is dus een beeld waar continu aan gewerkt zal moeten worden.

Maar juist die samenbindende visie is de afgelopen decennia geërodeerd. Wat dat betreft zit de Westerse democratie misschien wel in een puberfase waarin we voor het eerst in de geschiedenis zelf, van onderop, een visie moeten bouwen: grofweg tot in de jaren ‘60-‘80 van de 20e eeuw waren de kaders waarin men leefde grotendeels helder en zelf een maatschappijvisie opbouwen was voor de meeste mensen niet nodig: er werd voor je gedacht. In mijn geboortestreek (Zuid-Limburg) was bijna iedereen katholiek en stemde daarmee dus op het CDA (of zijn katholieke voorloper, de KVP): de klassieke bubbel. De meeste mensen hadden een beroep voor het leven in de mijnen, de landbouw, de bouw of de dienstverlening. De morele kaders waren gebaseerd op eeuwen katholicisme. Daarop waren ook alle maatschappelijke feesten en rituelen gebaseerd, zoals carnaval en communiefeesten. De teloorgang van deze economische, culturele en morele kaders heeft geleid tot onzekerheid en geestelijke leegte die voor sommigen (de ‘energieken’) een stimulans is om een nieuwe maatschappijvisie op te bouwen, en voor anderen (de minder ‘vermogenden’) een zoektocht naar een leider die met kracht beschermt wat over is van de oude kaders.

…en is het gespleten domein van bubbels en boosheid

Beide keuzes zijn begrijpelijk. Als je minder valide en laag opgeleid bent, dan zal je beeld wellicht gevormd worden door dokters die je overweldigen met hun status en vaktaal, zorgverzekeraars in wiens hokje je niet past, een enorme PGB-bureaucratie en allerlei keuringsdiensten die wellicht meer begrip hebben voor hun targets dan voor jou als mens. Dan kom je waarschijnlijk niet veel verder dan je familie en je buurt. Dat is een ander beeld dan dat van de hoog opgeleide die naar de Randstad is vertrokken voor een studie, die veel kan reizen en een mooi netwerk van eveneens hoog opgeleide en inspirerende vrienden opbouwt. Het zijn de clichés die ik veelvuldig heb gezien, en waar ik zelf ook onderdeel van ben: de wereld van de hedendaagse bubbels, waar Facebook en Google nog een stevig schepje bovenop doen met hun algoritmen. Het gaat tegenwoordig dan ook niet meer zozeer om de have’s en de have nots, maar om de can’s en de cannot’s, groepen die steeds minder gemeen met elkaar hebben. Het gaat, zoals Plato 2500 jaar geleden al zag, om het verschil in vermogen om je te redden in deze dynamische samenleving zonder veel kaders; om het verschil het systeem te ervaren als steun of als tegenstander. Zie hier onze bubbels, waarin de woedende en de blije burger elkaar niet meer begrijpen en geen binding meer hebben. Verkiezingen bevestigen en versterken dit beeld en ondermijnen de bestuurbaarheid van het land.

De weg naar wijsheid begint bij dialoog en inzicht

Hoe vinden we dan we weg naar wijsheid? De weg naar wijsheid loopt volgens Plato via de weg van inzicht. Dat inzicht bereik je niet via instructie (iemand volstoppen met kennis), maar via educatie: uit iemand halen wat hij in essentie zelf aan wijsheid in zich heeft. Een belangrijke methode daarbij is een vraagstuk onbevangen en in dialoog (vanuit verschillende perspectieven) proberen te doorgronden: wat is de essentie? Hoe hangt het samen met andere vraagstukken? Daarmee prik je dus per definitie door je eigen bubbels heen of, zoals Plato zegt: je komt uit je eigen grot. Plato bewees met zijn dialogen dat hij zelfs een onwetende slaaf tot inzicht kon krijgen. Vakkennis is dan ook geen vereiste voor inzicht. Integendeel, het kan juist tot de beruchte bedrijfsblindheid leiden. Wijsheid is dan ook niet voorbehouden aan bepaalde bubbels, integendeel….

…dan volgt geleidelijk een rechtvaardige samenleving

Bij een samenleving waarin de wijsheid centraal staat geldt idealiter dat de wijste regeert, zoals bij Plato’s aristocratie (een koning-filosoof), maar de wijste hoeft niet persé in de regering te zitten. De wijsheid kan ook gewoon beschikbaar zijn voor de regering. Zo heeft Gandhi nooit wereldlijke macht gehad, maar is hij wel de wijze inspirator geweest. Belangrijker is het de wijsheid in de samenleving te stimuleren. Wijs leiderschap volgt dan vanzelf, volgens het principe: ieder volk de regering die het verdient. Datzelfde geldt voor de staatsvorm: eerst de eigenschappen van de samenleving veranderen, daarna volgen de vormen waarin je die eigenschappen giet.

Contouren van een rechtvaardige samenleving

In een samenleving waar de wijsheid het hoogste goed is, zal het openbaar bestuur met name moeten inspireren en mensen moeten uitdagen en in staat stellen naar hun beste vermogen bij te dragen aan de samenleving. Leren en samenwerken staan daarbij centraal. Daarbij speelt op de achtergrond telkens de vraag: hoe ziet onze ideale samenleving (of: buurt, organisatie, club, etc.) eruit? Een dergelijke samenleving stimuleert het maatschappelijk eigenaarschap van burgers door educatie, dialoog en prikkels om samen te werken en zoveel mogelijk zelf invulling te geven aan de gemeenschap. Het onderscheid tussen overheid, burgers en bedrijfsleven vervaagt daarbij omdat ieder naar vermogen zijn bijdrage levert, zij het vanuit zijn eigen rol en positie in het geheel.

Dat betekent een omkering van het democratische systeem, waarbij niet de klassieke (politiek-bestuurlijke) democratie centraal staat, maar de deliberatieve (maatschappelijke) democratie. Het betekent ook dat niet de markt of de overheid centraal staat, maar de gemeenschap. Het betekent dat in de (straf)rechtspraak niet alleen beschermen en bestraffen centraal staan, maar ook herstelrecht. Het betekent ook dat de sociale zekerheid anders wordt vormgegeven: namelijk via het stimuleren van de vermogens van mensen om aan de maatschappij bij te dragen. De gemeenschap -burgers, bedrijven en overheden samen – geeft dat systeem dan vorm, in plaats van logge bureaucratische monsters. Economisch staan we voor de keuze om de opkomende platform economie niet over te laten aan de multinationals als Facebook, Uber etc., maar ook aan platforms met daadwerkelijk maatschappelijk eigenaarschap, zoals burgercoöperaties. Het onderwijs richt zich meer op educatie dan op instructie en stimuleert karaktervorming en samenwerking (het oefenen met het invullen van de deugden in de praktijk). Al deze actieve rollen voor de gemeenschap vragen ook dat mensen tijd en ruimte krijgen om die rollen in te vullen. Wellicht dat het tijdperk van de robotisering hier vanzelf een oplossing voor biedt, maar in de tussentijd vraagt het een andere inrichting van de balans tussen werk, privé en gemeenschap. Om sociaaleconomische schokken te voorkomen zal daarbij uiteraard de weg der geleidelijkheid moeten worden gevolgd en zullen nieuwe modellen moeten worden uitgeprobeerd.

Ieder ideaal begint met een nuchtere eerste stap: het omgevingsbeleid?

Het pad van wijsheid is het pad der geleidelijkheid. Een rechtvaardige samenleving bouwen vraagt volharding, een actieve gemeenschap en een breed gedeelde langetermijnvisie. Al je de huidige samenleving bekijkt, dan kun je je afvragen of zo’n samenleving überhaupt een optie is, maar als er één land in de wereld geschikt is om zo’n samenleving te bouwen dan is het ons eigen ambitieuze polderlandje wel, met zijn cultuur van samenwerken, gelijkheid en tolerantie. En wat is er logischer dan te beginnen met het omgevingsbeleid?! Daar liggen vraagstukken die mensen direct raken zoals klimaat, energie, milieu, wonen, werken, voedsel, natuur en mobiliteit. We hebben met de Omgevingswet een kader dat ruimte biedt voor een wijze invulling. En we hebben in het omgevingsbeleid veel ervaring met zaken als dialoog, leren en visieontwikkeling. En is een goede omgevingsmanager niet een soort baby-Plato, met zijn wijselijke bescheidenheid en zijn vermogen tot luisteren, dialoog, verbinding en visievorming?!

Ik daag je uit om uit je bubbel te komen, wie durft?

Het irritante aan filosofen vind ik dat ze hun betogen altijd eindigen waar het hoofdstuk met concrete voorstellen zou moeten beginnen. Nu ik (uit spontane frustratie geboren) dit stuk heb geschreven snap ik waarom. Ik zou iedere verbeeldingskracht doodslaan als ik nu zou eindigen met het rijtje ’10 stappen naar een rechtvaardig omgevingsbeleid’ of ‘de 10 kernkwaliteiten van de rechtvaardige omgevingsmanager’. Dat is instructie, dat is afvinken. Het gaat juist om educatie: de wijsheid uit de omgevingsmanager, de ambtenaar, de initiatiefnemer, de burger naar boven halen. En dat gaat echt veel verder dan een beetje dialoog voeren, zoals ik heb geprobeerd aan te tonen in mijn zeer summiere beschrijving van een rechtvaardige samenleving….

Ik eindig daarom met een oproep: ik wil iedereen die geïnspireerd is geraakt oproepen met me mee te denken hoe we het omgevingsbeleid kunnen vormgeven als de eerste stap naar een rechtvaardige Nederlandse samenleving! Een samenleving waar boosheid over gaat in inzicht en wijsheid, waar het competitiemodel van de democratie langzaam wordt verdrongen door het samenwerkingsmodel, waar een breed gedeelde visie de bubbels doet vervagen en uit elkaar spatten, waar de systeemwereld dienstbaar is aan de leefwereld, en de wijze het archetype van de omgevingsmanager is. Wie komt er uit zijn bubbel…wie durft?

Peter Schmeitz

Burger en eenvoudig Rijksambtenaar


[1] Plato, Het Bestel, Politeia, in de vertaling van Hans Warren en Mario Molegraaf, Prometheus, Amsterdam, 2000

[2] Groot, H., Plato en zijn betekenis voor onze tijd, Stichting I.S.I.S., Den Haag, 2017, p. 177-180.

[3] Zie ref. 1, hoofdstuk VIII.

[4] Kleinherenbrink, A. Democratie? In: Filosofiemagazine, december 2016

[5] Zie ref. 4

[6] ‘Rechtsstaat fantastisch voor juristen, slecht voor burgers’. In: NRC Handelsblad, 3 mei 2017.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: