Iedereen heeft idealen, sommige groots en meeslepend, andere klein en praktisch. Idealen geven ons de inspiratie om de meest geweldige dingen te doen en boven onszelf uit te stijgen, maar vaak leiden ze ook tot bittere teleurstellingen in ons leven. Dan blijkt de praktijk weerbarstig en kunnen we verzuurd en verbitterd raken en afhaken. Idealen kunnen ons leven dus maken en breken. In dit artikel wil ik inspiratie bieden om beter met onze idealen om te gaan: wat zijn idealen eigenlijk? Hoe werken idealen in ons denken? En hoe kunnen we daadwerkelijk leven vanuit onze idealen en voorkomen dat we ze kwijt raken en gedesillusioneerd raken? Daarbij maak ik gebruik van oude wijsheden uit het Oosten.
Wat zijn idealen?
De term ideaal komt van het Griekse begrip idea (idee) dat vooral bekend is geworden door Plato’s ideeënleer. In Platonische zin slaat de idee (niet: het idee) op iets dat niet in de alledaagse werkelijkheid bestaat, maar daarin wel gestalte kan krijgen of gedeeltelijk gerealiseerd kan worden. Van Dale typeert een ideaal als ”de voorstelling van iets in de toestand van volkomenheid dat men wezenlijk hoopt te zien”. Het gaat bij een ideaal dus om het scheppen van een innerlijk beeld. In de praktijk wordt de term ideaal echter voor van alles en nog wat gebruikt. Sommigen bedoelen met een ideaal iets onhaalbaars, iets wat ze onrealistisch vinden, zoals wereldvrede. Voor anderen gaat het bij idealen om hun dagelijkse verlangens en begeerten, zoals het kopen van de nieuwste iPhone. En waar sommige mensen bovenpersoonlijke idealen hebben, zoals een leefbare woonwijk, hebben anderen vooral persoonlijke idealen, zoals zoveel mogelijk reizen voor je sterft, of zelfs de ideale bankroof plegen. Kortom: onze dagelijkse praktijk biedt ons geen eenduidig antwoord.
Een betere basis vinden we in de oude Oosterse wijsheid. Volgens het boeddhisme komen al onze universele ideeën voort uit een van de hoogste, meest universele vermogens van ons bewustzijn: ons inzichtelijke denken. Alle mensen dragen dat vermogen in zich, hoewel lang niet iedereen er gebruik van maakt. Het inzichtelijke denken wordt in de Oosterse filosofie ook wel het buddhische denkaspect genoemd. Buddh betekent in het Sanskrit ‘ontwaken’, ‘verlichten’. Denk aan de Buddha als een verlicht persoon; in sommige christelijke stromingen wordt het ook wel het innerlijke Christus-beginsel genoemd. Voor de goede orde: het boeddhisme gaat (net als bijvoorbeeld Plato) uit van een eenheid van leven. De hogere bewustzijnsbeginselen van een mens (zijn ratio, inzicht, inspiratie, etc.) drukken meer van die eenheid uit dan de op zijn eigen persoon gerichte bewustzijnsdelen (zijn gevoelens, emoties, begeerten, etc.). Daadwerkelijke kennis en wijsheid haal je dan ook uit je bovenpersoonlijke bewustzijnsdelen.
Het inzichtelijke denken gaat dieper dan ons intellectuele denken, dat zich richt op ordenen en logisch analyseren. Bekend zijn bijvoorbeeld de zen-boeddhistische raadsels, zoals de vraag wat het geluid is van het klappen van één hand. Dergelijke vragen zijn niet met rationeel denken op te lossen en triggeren ons inzichtelijke denken. Inzichtelijk denken wil zeggen dat je de oorzaken en de samenhang van de processen in de natuur en de maatschappij doorziet; En dus ook dat je de mens doorziet met al zijn worstelingen en imperfecties. Je kijkt als het ware door zijn buitenkant heen. Daarom zijn ook zaken als mildheid, inlevingsvermogen en vergevingsgezindheid uitingen van inzichtelijk denken. Denk aan de milde houding van de Dalai Lama tegenover de Chinese onderdrukkers van Tibet. Die mildheid is niet gebaseerd op een soft gevoel, maar op inzicht in de diepere Boeddhistische leringen over het leven.
Het is dit inzichtelijke denken waaruit onze ware idealen worden geboren: idealen van universele broederschap, rechtvaardig samenleven en werken voor het welzijn van van al wat leeft. Deze archetypische idealen zijn universeel. Ze maken geen uitzonderingen en zijn bovenpersoonlijk. Ze kunnen talloze vormen aannemen maar een ding hebben ze gemeenschappelijk: ze gaan boven onze ik-gerichte verlangens uit, boven alle vormen van zelfzucht en persoonlijke voorkeur, boven alle wij-zij denken. Daarmee staan deze universele idealen dus tegenover de persoonlijke verlangens en de behartiging van het eigen belang; verlangens met een vaak uiterlijke focus.
Deze universele idealen bieden dus een kompas op ons levenspad. Ze laten ons zien wat we daadwerkelijk kunnen worden en bieden ons ethische principes. Zoals Gandhi het heel helder zei: ‘de menselijke geest kent twee vensters: door de ene ziet hij hoe het is en door de ander hoe het eigenlijk zou moeten zijn.’ Het is de spanning tussen wat we kunnen zijn (of beter: in de kern zijn) en wat we momenteel laten zien in het leven die de stille motor is achter onze drang om altruïstischer, verstandiger te leven. Het is de oorsprong van onze impuls om onze beperkte gewoontes in te ruilen voor meer edele menswaardige gewoontes. In het dagelijkse leven herkennen we allemaal wel het dilemma tussen de bovenpersoonlijke idealen en de persoonlijke verlangens: de ethische keuzes van alledag. Ga je voor het dure duurzame product in de supermarkt of voor de goedkope gemakskeuze?
Hoe werken idealen?
Om de inspirerende stromen vanuit de hogere, inzichtelijke denkgebieden te kunnen opvangen, moeten we onze ‘denk-antenne’ goed richten: je moet ermee resoneren. Dat kan heel simpel door je denken zoveel mogelijk te richten op een of meer universele idealen waar je in je leven vorm aan wil geven. Stel je maar voor hoe een rechtvaardige samenleving eruit ziet en maak dit beeld steeds concreter; en blijf dat beeld maar voeden. Feitelijk is dat een vorm van meditatie. Door dat vaak te doen, zorg je ervoor dat je denken een geschikt kanaal, een geschikte tussenschakel wordt tussen onze hogere natuur van inspiratie, inzicht en universele idealen en ons dagelijks bewustzijn. Als dat kanaal hapert, vangen we slechts vage of vervormde flarden van wijsheid op, en in perioden dat we volledig in beslag worden genomen door persoonlijke beslommeringen zelfs helemaal geen beelden. Enfin, iedereen herkent wel die perioden waarin je veel of weinig inspiratie hebt; perioden waarin je volop in het leven staat en jezelf vergeet, en perioden waarin vooral met jezelf bezig bent.
We kunnen ons denken dus tot een open kanaal maken voor universele idealen. Maar vervolgens moeten die idealen natuurlijk nog concreet vorm krijgen en omgezet worden in praktische handelingen. Hoe werkt dat dan? Laat ik dat uitleggen aan de hand van de voor veel mensen herkenbare christelijke indeling van wezens in geest (onvergankelijk deel), ziel (lerend, handelend deel) en lichaam (vergankelijke stoffelijke vorm, instrument). Zie een ideaal dus maar als een levend (gedachte)wezen dat geboren kan worden en kan afsterven, dat je kunt voeden en laten groeien, en kunt laten verkommeren. Ik denk dat we dat allemaal wel kunnen herkennen. De realisatie van een ideaal gaat dan van binnen naar buiten, vanuit zijn geestelijke kern naar de stoffelijke vorm:
- geest: in zijn kern is een ideaal een zuiver geestelijk begrip, een vormloos idee, want het staat boven de vergankelijke wereld van vormen; dat is zijn onvergankelijke kern. Denk aan een ideaal als rechtvaardigheid. Dat is een beginsel, een inspirerend principe dat zelf geen vorm heeft. Die moeten we er zelf nog aan geven. Dat principe kan echter prima een kernleidraad in je leven worden.
- ziel: de vorm die we in ons denken aan het abstracte ideaal geven is een innerlijk beeld, en dat is zijn ziel. Rechtvaardigheid kan bijvoorbeeld vorm krijgen door andere mensen net zo te behandelen als jezelf behandeld wil worden (ook wel de gulden regel genoemd). Het beeld over wat dat inhoudt en hoe je dat doet kun je keer op keer blijven voeden: op de bank, in de trein, tijdens een vergadering, tijdens het hardlopen, etc. Daarmee krijgt je ideaal steeds concreter en steviger vorm; het gaat steeds meer in jezelf leven en je maakt jezelf letterlijk steeds wijzer. Kijk maar naar de bijna constante contemplatie van de grote wijzen onder de mensheid. Die doen precies hetzelfde. Zo’n contemplatie of meditatie is door iedereen heel praktisch vorm te geven en heeft niks met intelligentie of opleiding te maken.
- lichaam: om ons ideaal om te zetten in concrete handelingen, moeten we deze innerlijke vorm vertalen, verstoffelijken in een uiterlijke vorm; in concrete actie. Dat is zijn lichamelijke, vergankelijke deel. Zo kun je de gulden regel bijvoorbeeld concreet in actie omzetten door eerlijk te zijn naar je vrienden; door je collega een promotie te gunnen die je diep in je hart zelf ook wel had gewild; of door als burger te stemmen op een partij die de polarisatie in de samenleving probeert om te zetten in een constructieve dialoog. Als je je iedere ochtend voorneemt om zo te leven, en je reflecteert iedere avond even op je ervaringen om het morgen weer wat beter te doen, dan leer je eigenlijk heel natuurlijk en met plezier. Dan veroordeel je jezelf of je medemensen niet, maar dan kijk je vanuit mildheid en een open mind (vanuit je inzichtelijke denken dus). Dan mag je fouten maken, dan mag je vallen, en dan sta je gewoon weer op en gaat gewoon door: alsof je de Buddha, de Dalai Lama of Gandhi zelf bent.
Wat is nou een bezield ideaal?
Bezielde idealen zijn die universele idealen die ons blijven inspireren, terwijl we onophoudelijk zoeken naar de meest geschikte vormen. Het zijn de idealen waarvan we de achterliggende idee nooit uit het oog hebben verloren, los van de vorm die ze krijgen: mededogen, rechtvaardigheid, loyaliteit, etc.. Ze worden soms ook wel kernwaarden genoemd. Hun vormgeving kan keer op keer veranderen door nieuwe inzichten en de dynamiek van ons leven. Het zijn dus de idealen die een levende, inspirerende geestelijke kern hebben. Natuurlijk kun je een vlaag van inspiratie niet altijd in zijn volle kracht vasthouden. Dat is helemaal niet erg. Je denken is nl. nog niet altijd een geschikt kanaal voor je ideaal. Dat moet groeien, dat kost tijd en dat kost inspanning. Zoals Thomas Edison zei: “genius is één procent inspiratie en 99% transpiratie.” Je moet dus gewoon je mouwen opstropen en aan de bak. Je oude gewoonten zul je moeten aanpakken en veredelen zodat je ideaal daadwerkelijk kan gaan wortelen in je karakter.
Hoe kun je leven vanuit je idealen?
Richt je dus niet op de vorm maar op de bovenpersoonlijke, universele kern, het levende hart van je ideaal. Dan blijft het groeien. Werkt de vorm niet, zoek dan een andere. Dan raak je nooit uitgeblust en blijf je een inspiratiebron voor je omgeving. Zie jezelf als de pelgrim die zich richt op het kerktorentje op de horizon en daar de inspiratie en de volharding uithaalt als hij door modderige weggetjes of enge rotspaadjes buffelt, op weg naar zijn verre doel. En vergeet daarbij niet: what you give is what you get. Als je continu de geestelijke kern van je ideaal levend houdt in je gedachten, resoneer je ook op dat niveau en trek je andere inspiratie, en andere mensen aan…
Richt je dus niet op uiterlijke en persoonlijke doelen, maar laat je leven overstralen door een groter ideaal en plaats die persoonlijke en uiterlijke doelen in dat licht. Doe je dat niet, dan kom je een paar bekende problemen tegen. Het eerste kennen we allemaal: we leven toe naar een sportprestatie of een geweldige wereldreis op de fiets en als die klaar is vallen we in het bekende zwarte gat. Ik ken diverse vrienden en topsporters die in een diepe crisis zijn geraakt na zo’n geweldige prestatie. Vaak worden zulke prestaties neergezet als een grote droom, maar feitelijk zijn het dus kleine dromen, gericht op een persoonlijk en vergankelijk ideaal. Dat is jammer, want als ze hadden kunnen terugvallen op een bezield, bovenpersoonlijk ideaal, dan hadden ze hun inspiratie behouden. En juist dergelijke ambitieuze, volhardende mensen hebben de toewijding om zo’n ideaal te verwezenlijken.
Een ander probleem is dat het middel tot doel wordt verheven: de vorm wordt heilig verklaard en er is geen open, reflexieve houding meer. Dan zie je de bekende ingekakte organisaties of vriendenclubjes: ‘zo doen we dat al 100 jaar hier, meneer.’ Die clubs verliezen op een gegeven moment de aansluiting met de dynamiek in de samenleving en gaan aan mentale inteelt ten onder. Een radicale versie van een tot dogma gestold ideaal dat compleet losgezongen is van zijn geestelijke kern zie je bij terroristen, waaronder clubs als IS. Dergelijke groepen zitten in een dusdanige mentale tunnelvisie dat ze vervallen tot geweld en extremisme.
Ook moet je je telkens afvragen of je werkelijk aan een bezield ideaal werkt of dat je bewust of onbewust niet gewoon je eigen persoonlijkheid aan het bevredigen bent. Zie de vele acties voor het goede doel. Ongetwijfeld zijn vele daarvan volstrekt oprecht, maar als je de Mont Ventoux op gaat fietsen en geld ophaalt voor zieke kinderen, doe je dat dan daadwerkelijk voor die kinderen, of toch stiekem voor je eigen imago? Ik kan niet in het hoofd van een ander kijken. Die vraag zal iedereen voor zichzelf moeten beantwoorden. Misschien is het al dan niet vallen in het beroemde zwarte gat achteraf een goed beoordelingscriterium voor jezelf.
Zoals gezegd: je krijgt het allemaal niet gratis. Inspiratie, inzicht en wijsheid komen niet vanzelf. En voor je idealen zul je moeten werken met hart en ziel. Omdat je persoonlijkheid en je omgeving nog niet afgestemd zijn op je ideaal zul je dagelijks beproevingen tegen komen. Dan is het belangrijk om terug te kunnen vallen op je innerlijke kracht. Beproevingen komen er altijd. Geef daarbij niet de schuld aan de omstandigheden, maar zie ze als een kans om te groeien. Falen is niet erg, als je maar weer opstaat en focus houdt op je ideaal. Niemand kan je dan tegenhouden. Als je vol toewijding gericht blijft op de geestelijke kern van je ideaal, dan is dit op een gegeven moment zo sterk in je karakter verankerd dat er uiteindelijk geen uiterlijke beproeving meer tegenop kan. Hoe mooi is dat beeld….
Peter Schmeitz